2 Nationale overheid als CO2-begrenzer

 

 

Nalatige overheid

 

De overheid die er is om zorg te dragen voor welvaart en welzijn van burgers, ook op de lange termijn, heeft nagelaten om belangrijke taken – in stand houden van klimaat en biodiversiteit - naar behoren uit te voeren.

 

Het huidige kabinet lapt deze thema’s aan zijn laars, verschuilt zich achter excuses en hoopt op technische oplossingen. Ook onze vorige minister-president Rutte heeft nagelaten om met het thema klimaatverandering de harten van de burgers te raken. Hij had er ook niets mee.

 

Planbureau voor de Leefomgeving PBL (2024) acht het zeer onwaarschijnlijk dat ons land het wettelijke klimaatdoel van 55 procent emissiereductie in 2030 haalt.

Burgers in de toekomst gaan lijden door het gebrek aan inzicht en inspanning van de verwende, welvarende, de andere kant opkijkende burgers en politici van vandaag.

 

De economische belangen op de korte termijn zijn voor die wegkijkende burgers en politici veel gewichtiger dan die op de langere termijn.

De politiek ondervindt van lobbygroepen veel pressie om door te gaan met schadelijke activiteiten, zoals gebruik van pesticiden en het verstrekken van subsidies aan bedrijven die veel (fossiele) energie gebruiken. Economische sectoren als landbouw en luchtvaart zijn verweven met de politiek (political capture, cliëntelisme).

 

Fossiele bedrijven worden met tientallen miljarden euro’s per jaar gesubsidieerd, in het geval van de luchtvaart door geen belastingen en accijnzen te heffen. Dit beleid wordt door economen vergeleken met het tegelijkertijd aanzetten van de airconditioning en de verwarming (FD, 2023).

Gepolariseerde samenleving

 

De samenleving is gepolariseerd over de onderwerpen klimaat en biodiversiteit. Voor veel mensen zijn deze onderwerpen niet van wezenlijk belang.

Een oorzaak kan zijn dat ze overspoeld worden door de dagelijkse sores van hoe het hoofd in financieel opzicht boven water te houden. Een stedeling kan wellicht geen begrip opbrengen voor het belang van een gezonde natuur.


Sociale media zorgen ervoor dat mensen geen informatie ontmoeten die niet past bij hun interesses, of dat ze uitsluitend meningen horen van populaire opiniemakers (influencers) die hun eigen wereldbeeld bevestigen.


Nog een aanjager van polarisatie is onze meritocratische samenleving. Die ondermijnt het algemeen belang en brengt succesvolle burgers in de waan dat hun succes hun eigen verdienste is terwijl dat succes tot stand komt door de inspanningen van velen (Piketty & Sandel, 2025). Dit idee schept een afstand tussen rijke en minder rijke burgers en versterkt bij mensen in de tweede groep het gevoel dat ze benadeeld worden door de ‘elite’.

 

Een onderzoek van Ipsos (2024) wijst uit dat Nederlanders “in vergelijking met de rest van de wereld bovenmatig individualistisch en hedonistisch zijn ingesteld”. 76% van de Nederlanders vindt dat “het belangrijkste is om vandaag van het leven te genieten, morgen zorgt wel voor zichzelf”.


De indruk bestaat dat de trend van individualisme en hedonisme zich doorzet, met name bij de jeugd, en ook tot op latere leeftijden voortduurt. De vorige en huidige regeringen lijkt de burgers met deze eigenschappen geen pijn te willen doen (‘vrijheid-blijheid’).

 

Uitkomsten van studies in opdracht van Triodos en van het SCP (NRC, 020125) geven een ander beeld. Motivaction in opdracht van Triodos vindt dat 47% van Nederlanders uit een representatieve steekproef van mening is dat de CO2-uitstoot naar beneden moet. SCP (april 2024) vindt dat in 2023 74% van de Nederlanders meent dat de mensheid in actie moet komen om klimaatverandering tegen te gaan; in 2019 was dit 65%.

 

Van de respondenten van het Triodos-onderzoek zegt 48% niet meer te vliegen, of minder te vliegen. Het opgeven van vleesconsumptie ligt voor de respondenten veel lastiger.

 

Deze uitkomsten wijzen erop dat er een toenemende bereidheid is bij mensen “om zelf te veranderen, mits de juiste voorwaarden worden gecreëerd”. De overheid zou deze voorwaarden moeten bepalen en opleggen.

 

Ook bedrijven als Shell wachten op een consistente visie van de regering op verduurzaming en de daarbij horende maatregelen.

 

Sociale rechtvaardigheid als ontwerpfactor

 

Een cruciale factor voor het ontwerp van deze voorwaarden is naar mijn mening de sociale rechtvaardigheid van het plan. Politieke leiders uit het recente verleden zoals Buma (CDA) en Dijkhoff (VVD) noemden het ‘draagvlak’.  Ze misten vervolgens elke creativiteit om iets aan dat draagvlak te doen.


De thema’s klimaatverandering en energietransitie liggen moeilijk bij mensen die het financieel slechter hebben. Mensen die niet rijk zijn hebben drie redenen om ontevreden te zijn:

  1. de stijgende prijzen van gas, voedsel, woninghuur en ander levensonderhoud nemen een grotere hap uit hun inkomen,
  2. subsidies op verduurzaming (zonnepanelen, elektrische – vaak zware - auto’s, warmtepompen), gaan hun voorbij, en
  3. misschien zonder het zich bewust te zijn moeten ze via de belastingdienst meebetalen aan de fossiele consumptie van rijke mensen.

 

Hoe verdelen?

 

In de Volkskrant van 300721 pleitte Marc Davidson voor het gelijkelijk onder burgers, arm of rijk, verdelen van de opbrengsten die binnenkomen met het emissiehandelssysteem voor bedrijven. Deze handelwijze zou burgers met lagere inkomens relatief beter compenseren dan rijkere burgers.

 

Frank Kalshoven (Volkskrant, 300721) vindt het idee van Davidson sympathiek, maar hij verwerpt het ook. De hoofdreden is dat we voor het nivelleren van financiële ongelijkheid, nog versterkt door klimaatingrepen, belastingen en premies hebben. We moeten niet met één systeem twee doelen willen bereiken.

 

Naar mijn mening ontbreekt een essentieel element in de oplossing van beide auteurs, namelijk het tot stand brengen van een expliciete koppeling tussen persoonlijke uitstoot en persoonlijke financiële kosten en opbrengsten. Wil je uitstoten beperken, dan moet je uitstoten belasten en niet-uitstoten belonen.

 

Toepassen van dit principe kan het draagvlak voor klimaatbeleid geven aan mensen die nu vooral door dat beleid worden getroffen. Bij gebrek aan draagvlak laten ze zich strikken door populistische autocraten die hun beloven dat ze hen gaan beschermen tegen de elite.

Mijn verdelingsvoorstel lijkt op wat Davidson (2021) vat onder de term links-libertarisme (p.21): elke burger heeft in principe gelijke toegang tot emissierechten. (Ik zou dit fatsoenlijk libertarisme noemen). Deze vorm van libertarisme staat uiteraard tegenover rechts-libertarisme die emissierechten wil toewijzen aan landen, bedrijven en burgers “op basis van hun historische emissies …. vóór de invoering van het systeem.”

 

Een sterk voorbeeld van rechts-libertarisme is het, nog te bespreken, systeem van Corsia dat de uitstoot van luchtvaartmaatschappijen pas gaat afrekenen als die boven de 85% komt van de uitstoot die ze vóór corona produceerden, bij wijze van verworven rechten.

 

Persoonlijke koolstofrechten 

 

Onder de naam van Tradable Energy Quotas (TEQ) of Personal Carbon Allowances (Nederlands: Co2-budgetten) is de laatste jaren aandacht besteed aan het toedelen van rechten aan burgers om CO2 uit te stoten (Fleming, 2016; Van Reybrouck, 2021; Nerini et al., 2021).

Dat budget zou dan besteed worden aan het kopen van diverse producten die uitstoot veroorzaken: energie in huis (gas, stroom), consumptie (vlees, aardbeien in de winter), mobiliteit (benzine, kerosine).

 

Naast de bankpas en ov-pas zou elke burger een carbopas krijgen. Wat niet aan rechten wordt gebruikt kan een burger op een virtuele markt brengen en doorverkopen.

De opbrengsten uit de aankoop van uitstootrechten gebruikt de overheid om duurzame vormen van consumptie te bekostigen of om energielekken, bijv. door gebrekkige isolatie van woningen) weg te werken.

 

Iedere burger is vrij te consumeren wat hij of zij wil, maar er wordt wel een prijs voor betaald. Bovendien is er een budget: de overheid beperkt de consumptie met een plafond.

 

In Nederland heeft econome Barbara Baarsma gepleit voor invoering van zo’n systeem.

 

Hoe verder?

 

Waarom is het niet gelukt om van dit systeem een succes te maken?

 

De implementatie is waanzinnig moeilijk, zegt een van de economen aan het woord in NRC (050822). Een andere econoom zegt dat arme mensen niet blij worden van een fooi die ze krijgen als rijke burgers een deel van hun persoonlijk budget overnemen.

 

En ook weer klinkt in NRC het bekende argument dat we voor herverdeling reeds het belastingeninstrument hebben.

 

Ik ben het van harte eens met de kritiek dat een systeem van individuele emissierechten voor alle consumptie van goederen en diensten met fossiele bronnen een slecht idee is.

Het is nodig om kleine stappen te nemen.

Begin met degrowth van een sector die zeer schadelijk is en op de middellange termijn niet te verduurzamen is. Doe daar ervaring mee op. Maak burgers al doende bewust van het probleem. Betrek hen in de vormgeving van het systeem, en ook tussentijds bij de beoordeling van de resultaten en de aanpassing van het systeem.

En breid vervolgens uit naar andere sectoren.

 

Als het waar is dat, zoals een van de economen zegt, arme burgers het geld dat ze krijgen door bijv. minder vlees te eten of niet te vliegen niet als een beloning zien maar als een fooi en als een nieuwe truc van de elite, dan is dat een serieus punt waarop een systeem van individuele emissierechten kan stuklopen.

 

Het lijkt verstandig om in sessies vooraf met burgers, arm en rijk, in beraad te gaan om er achter te komen hoe de plannen worden beleefd en in welke vorm ze al dan niet worden geaccepteerd.  Dat brengt me op het volgende punt.

 

Participatie van burgers (burgerberaad)

 

Nerini et al. (2021) zeggen dat het betrekken van burgers onontbeerlijk is bij het ontwerpen van schema’s die persoonlijke vrijheden op een sociaal aanvaardbare manier in evenwicht brengen met het behalen van klimaatdoelen.

 

Burgerfora worden in verschillende landen en gemeenten ingezet om een beleid te vormen. Een van de mooiste voorbeelden vind ik het beraad in Zwitserland in 1994 dat ertoe leidde om het vrachtvervoer van noord naar zuid en in de andere richting niet, zoals gebeurde, met vervuilende vrachtwagens maar met treinen te laten plaatsvinden.

 

Van Oudenhoven-van der Zee (2024) ziet burgerfora als middel om het vertrouwen tussen burgers en de overheid te herstellen. Burgers worden mede-eigenaar van beleid dat van groot belang is voor de toekomst van de burgers.

Helemaal bij kwesties als klimaatbeleid waar met name rijke en arme burgers uiteenlopende waardenperspectieven hebben en waar de individuele keuzevrijheid ingeperkt moet worden om uiteindelijk toch een sociaal rechtvaardige oplossing te bereiken ziet ze een rol voor burgerparticipatie.